De Tanners van de Zwitserse schrijver Robert Walser (1878-1956) is een vervelend boek. Het is lastig, vermoeiend, dik, anekdotisch, erratisch, overbodig, aanmatigend, vreemd, onevenwichtig, ergerlijk, traag, babbelziek, dronken, manisch. En toch is het een evenement waar je bij wilt zijn. Maar pas op.
Het verhaal is in zijn futiliteit nauwelijks na te vertellen. Het gaat over de jongeman Simon Tanner, zijn zus en zijn drie broers, die allen de eerste stappen in het burgerlijke leven zetten, enkele ontmoetingen links en rechts, een paar kleine evoluties, enkele onooglijke fantasieën. Simon, 'twintig jaar en iets daarboven', is zonder veel vermomming de jonge Walser zelf. Hij zwerft en dwaalt en probeert van zijn extreme doelloosheid toch een volwassen verantwoordelijkheid te maken, zonder veel succes. 'Ik heb op het platteland en in de stad gewoond maar ik heb tot nu toe nog geen mens op aarde een enigszins opmerkelijke daad bewezen.' Zelfkennis is er wel.
Simon z…Lees verder
De Tanners van de Zwitserse schrijver Robert Walser (1878-1956) is een vervelend boek. Het is lastig, vermoeiend, dik, anekdotisch, erratisch, overbodig, aanmatigend, vreemd, onevenwichtig, ergerlijk, traag, babbelziek, dronken, manisch. En toch is het een evenement waar je bij wilt zijn. Maar pas op.
Het verhaal is in zijn futiliteit nauwelijks na te vertellen. Het gaat over de jongeman Simon Tanner, zijn zus en zijn drie broers, die allen de eerste stappen in het burgerlijke leven zetten, enkele ontmoetingen links en rechts, een paar kleine evoluties, enkele onooglijke fantasieën. Simon, 'twintig jaar en iets daarboven', is zonder veel vermomming de jonge Walser zelf. Hij zwerft en dwaalt en probeert van zijn extreme doelloosheid toch een volwassen verantwoordelijkheid te maken, zonder veel succes. 'Ik heb op het platteland en in de stad gewoond maar ik heb tot nu toe nog geen mens op aarde een enigszins opmerkelijke daad bewezen.' Zelfkennis is er wel.
Simon zoekt vast emplooi bij een boekhandelaar, als bediende, bankbediende of als klerk. In zijn professionele relaties botst zijn curieuze persoonlijkheid frontaal met de verwachting van de goede zielen die hem toch een kans willen geven. De jobs zijn weinig duurzaam, en steevast krijgt de werkgever achteraf een bolwassing. 'Op uw kantoren, waar zoveel ophef over wordt gemaakt, waar iedereen zo graag wil werken, is van enige ontwikkeling van een jongeman geen sprake. Ik heb er lak aan van dat voorrecht te genieten dat is verbonden met de uitbetaling van een vast, maandelijks salaris. Ik verkommer, versuf, verslap, verkalk erbij.'
Modernist
Alle hulde aan vertaler Machteld Bokhove die nu ook weer prachtig Nederlands maakt van wat toch erg particulier Duits is. Na Jeroen Brouwers in de jaren 80 haalt ze met De vrouw op het balkon en andere prozastukjes (2013), Jakob van Gunten, een dagboek (2016), De wandeling (2015) en De rover (2018) de krenten uit de nalatenschap van Walser.
Een tip voor wie Robert Walser wil leren kennen: begin niet met dit boek of met De rover, het kortere werk is beter verteerbaar als instap. Maar wie De rover gelezen heeft- zoals De Tanners ook een werk dat in enkele weken geschreven is - weet waaraan zich te verwachten. Je voelt in elke lange, slepende zin weer de roes, niet alleen die van de alcohol, ook die van de voortgang van de woorden. De Tanners is eerst geschreven voor het bedacht werd - slechts zes weken in 1907 had Walser voor zijn eerste roman nodig. Er zijn flitsen van humor en absurdisme, maar het is toch in de eerste plaats een volgehouden oefening in de monologue intérieur, vlak voor dat een ding was bij Marcel Proust of Virginia Woolf. Bij de modernisten is de bewustzijnsstroom een keuze en een procedé, bij Walser een manische noodzaak en een uitweg. 'Dat is de fout in mijn romans', blikte Walser dertig jaar later op zijn boeken terug, 'ze zijn te buitenissig en te reflexief, in de compositie vaak te slordig en grillig.' Zelfkennis dus, misschien te laat, maar niettemin.
Vrije expeditie
De mooiste stukken in De Tanners zijn toch opnieuw die waarin intensief over berg en door dal wordt gewandeld. Op een van die tochten ontdekt Simon het stoffelijk overschot van de poëet Sebastian. Het is een griezelige voorafspiegeling van het einde van Walser zelf. Hij werd op kerstdag 1956 dood in de sneeuw gevonden nadat hij niet terugkeerde naar de instelling voor psychiatrische patiënten waar hij al decennia verbleef.
Maar dat wandelen, het is duidelijk dat het Walser al in zijn jonge leven soelaas bracht, zoals het ook het proza van zijn debuut doet oplichten. De Tanners is zo bekeken ook weer een boek dat gaat over de slijmerige stilstand van het geregelde, stedelijke, sociale bestaan versus de natuurlijke, haastige voortgang van een vrije expeditie. Het is een schrijver die in dat vlieden zijn bestaan vindt, het voortdurende moeten reiken naar de volgende voetstap, en de treurnis over de voetstap die voorbij ging. Het wandelen schiep orde in een mistig hoofd, en het bracht de dagen tot een aanvaardbare eenheid terug. 'Er zat iets moois, iets verlossends, vergevingsgezinds in dit voortgaan van de tijd. Hij ging voorbij aan de bedelaars evenals aan de president van de republiek, aan de zondares en aan de gezelschapsdame. Hij liet je veel dingen als klein en onbeduidend ervaren; want hij alleen stelde het verhevene en grootse voor.'
Vertaald door Machteld Bokhove, Koppernik, 325 blz., 22,50 €. Oorspronkelijke titel: 'Geschwister Tanner'.
Verberg tekst